MAP / JACQUES BARTELS
historicus

INLEIDING

Met de tentoonstelling Als de Russen komen beoogt het Nationaal Militair Museum een beeld te geven van de Koude Oorlog zoals die in de jaren 1947 tot 1991 in het Westen en voornamelijk hier in Nederland werd ervaren. In de tegelijkertijd verschenen gelijknamige publicatie memoreert Hoffenaar in zijn ‘De logica van de Koude Oorlog’ de militaire confrontaties tijdens de Berlijnse- en kort daarop de Cubacrisis, beide in 1962. Van den Broek noemt in zijn ‘Voor altijd soldaat’ deze crises ook, om dan over te gaan op de ‘hilarische verhalen’ over La Courtine. Voormalig EC 41 Tankbat Ed Westerhuis kijkt in ‘Een tankeskadron tijdens de Koude Oorlog’ terug op deze periode. Hij noemt als enige wel de 121e  Lichte Brigade die in de periode 1961-1963 in Duitsland gelegerd was maar gaat daar verder niet op in. Ook de tentoonstelling maakte op geen enkele manier melding van deze Brigade die op het hoogtepunt toch zo’n 3500 man telde, voornamelijk dienstplichtigen. Zelfs de Historische Collectie Cavalerie in haar semi-permanente tentoonstelling ‘Cavalerie in Duitsland 1961-2011’ besteedt aan deze pioniers opvallend genoeg geen aandacht. Dat alles mag op zich merkwaardig heten want wanneer er één eenheid geweest is van de Koninklijke Landmacht (KL) die op het hoogtepunt van de Koude Oorlog, dus ten tijde van de Berlijnse – en Cubaanse crisis, klaar stond om daadwerkelijk het gevecht met de Russen aan te gaan, was het wel de 121e Lichte Brigade (121 LtBrig). Het is in al die Koude Oorlogsjaren ook de enige keer geweest dat een eenheid van de KL zo gevechts gereed stond. Alle reden dus om de 121e Lichte Brigade, in feite de eerste Enhanced Forward Presence van de KL, nader voor het voetlicht te brengen. 

VERDEDIGINGSCONCEPTEN

Lag het eerste verdedigingsconcept van de NAVO bij een aanval vanuit het Oosten bij de Rijn/IJssel-linie, dit alles veranderde toen in 1955 West-Duitsland tot de NAVO toe trad en zeker toen de Russen het jaar erop Hongarije binnenvielen. Nu vormden de rivieren de Weser en de Fulda de hoofdverdedigingslijn. Voor Nederland betekende dit dat in het kader van de nieuwe NAVO-plannen de aandacht van de IJssel- naar de Weserlinie verschoof. In 1957 was de sterkte van de NAVO dermate toegenomen dat werd besloten de verdediging verder naar het Oosten achter het Dortmund-Emskanaal te voeren. Het Legerplan 1958 ging er, mede op verzoek van de NAVO, van uit dat het 1e Leger Korps (1-LK), naast twee mobilisabele divisies, zou gaan bestaan uit twee parate divisies, te weten de 4e Divisie en de heropgerichte en vernieuwde 1e Divisie ‘7 December’. Deze nieuwe NAVO Forward Strategy hield in dat in geval van oorlog de beide divisies op de Noord-Duitse laagvlakte posities zouden moeten innemen.

UITBREIDEN VERKENNINGSCAPACITEIT

Met het opschuiven van de verdedigingslijn naar het Oosten nam niet alleen de behoefte aan slagkracht van tankeenheden toe, maar ook het belang van verkenningen, waarbij naast deze traditionele rol van de cavalerie ook aan het Korps Commandotroepen werd gedacht. In deze behoefte werd voorzien door het op 5 oktober 1957 oprichten van het volledig parate 102e Verkennings Bataljon (102 Verkbat) met als legeringsplaats ’t Harde.

Met aanvankelijk vijf, in februari 1958 met zeven eskadrons werd dit bataljon daarmee het grootste bataljon ooit uit de geschiedenis van de landmacht. Het 102e Verkenningsbataljon ressorteerde overigens niet onder een divisiecommandant maar rapporteerde rechtstreeks aan de commandant van het 1e Legerkorps, de C-1LK. De frequentie van oefeningen nam toe, evenals die van alarm oefeningen. Het er weer of geen weer op uit gaan met alle rups- en wielvoertuigen zorgde naast een toenemend gevoel van onderlinge verbondenheid, ook voor een hoge paraatheid van het bataljon. 

TOENEMENDE SPANNING

Toenemende spanningen tussen Oost en West leidden in april 1960 tot het besluit om uit 102 Verkbat een nieuw, ook volledig paraat verkenningsbataljon te organiseren, wat 103 Verkbat zou worden. De achterliggende gedachte was dat zo organisatorisch kon worden voorgesorteerd op de oprichting van de 121e Lichte Brigade die zou gaan functioneren als de hoofdmoot van de zogenaamde dekkingstroepen. In geval van een aanval vanuit het Oosten hadden de twee Nederlandse divisies namelijk tijd nodig om zich vanuit Nederland naar de Noord-Duitse laagvlakte te begeven om zich daar in het door de Northern Army Group (Northag) aangewezen vak van 120 km breed en 100 km diep te ontplooien. Op 15 december 1960 vond daadwerkelijk de oprichting van 121LtBrig plaats met de kolonel der Huzaren J.A.C. Bartels als commandant, de C-121LtBrig. 

De Brigade bestond uit beide verkenningsbataljons, uit de drie parate compagnieën van het Korps Commando Troepen (KCT), te weten het 104e, 105e en het 108e, het 11 Geniebataljon en de 425e Infanterie Beveiligingscompagnie Van Heutsz (mobiel). Hoogst waarschijnlijk is deze in ’t Harde gelegerde eenheid met een atomaire beveiligingstaak aan 121 Lt Brig toegevoegd om in geval van verzoek van de Brigadecommandant om een tactisch kernwapen in te zetten, het transport ervan te beveiligen.

BERLIJNSE CRISIS

Als gevolg van de ingeschatte ernst van het voortduren van de in augustus 1961 ontstane Berlijn-crisis besloot de Nederlandse regering 121 Lt Brig te versterken en deze per oktober 1961 in Bergen-Hohne en Fallingbostel te stationeren. In Hohne kwamen ruim 2300 man in legering, van wie de verkenningsbataljons bijna 1300 voor hun rekening namen. Ook de drie commando compagnieën waren daar om beurten gelegerd. In Fallingbostel lagen ruim 1250 man, voor het grootste deel, ongeveer 1000, genisten. Vanaf maart 1962 werden de detachementen van de geneeskundige troepen, de intendance en de technische dienst, bij elkaar ruim 450 man, ondergebracht in Celle.

Dat er alle aanleiding voor versterking was blijkt uit het ‘Zeer Geheime Jaarverslag 1961’ van de KL waarin wordt vermeld hoe het Warschau Pact in de periode augustus tot en met november van dat  jaar zijn troepen in Oost-Duitsland aanzienlijk had versterkt. Niet alleen dat, maar ook bleek dat de trainingscyclus van de Sovjettroepen duidelijk afweek van die het jaar ervoor. Zo beoefenden tankregimenten op volle sterkte en uitgerust met snorkels bij voorbeeld het oversteken van rivieren. Verontrustend dus, daar de Noord-Duitse laagvlakte heel wat waterstromen kende. De versterking van de 121e Lichte Brigade bestond naast de eerder genoemde drie commando compagnieën, de twee verkenningsbataljons en het (nu om de drie maanden roulerende) genie bataljon, onder meer uit een (eveneens om de drie maanden roulerend) tankbataljon en de Groep Lichte Vliegtuigen, bestaande uit Piper Cubs en Hiller helikopters die de Brigade ook ogen in de lucht gaf. Met detachementen van geneeskundige troepen, intendance en technische dienst was al met al 121 Lt Brig een geduchte eenheid van 3500 man. In wezen is er hier sprake van de eerste Enhanced Forward Presence van de KL, zoals nu de NAVO-eenheden in Litouwen  heten. 121Lt Brig was een zeer mobiele cavalerie-eenheid met de nadruk op verkenning en goede verbindingen maar die dankzij de relatieve tankzwaarheid ook nog geduchte klappen kan uitdelen

ZWAARDERE BEWAPENING

Aangezien de potentiële tegenstander was uitgerust met T-54 c.q. T-/55 tanks met  een 100 mm kanon, was het duidelijk dat de Chaffee met zijn 75 mm hiervoor geen partij was. Derhalve werd in september 1961 besloten de gevechtssterkte van beide verkenningsbataljons te verhogen door de Chaffee`s  te vervangen door Centurions, uitgerust met een 20 pounder (84 mm) kanon. Korte tijd later zouden de Centurions worden ge-upgunned tot 105 mm kanon, maar te laat voor 121LtBrig. Achteraf gezien is het onthutsend te constateren hoe tank-wise de Nederlandse cavalerie het op moest nemen tegen een superieure tegenstander uitgerust met T-54 (100 mm kanon), mocht het zo ver komen.

Waar wèl rekening mee werd gehouden, was het voorkomen van schade aan het civiele wegdek als Bundesstrassen. Hiertoe werden alle voor 121 Lt Brig bestemde Centurions voorzien van rubberen tracks, de zogenaamde hush puppies. Het jaar ervoor waren dergelijke tracks aan slechts één eskadron per tankbataljon verstrekt. Deze tracks werden nu aan de 121e Lichte Brigade overgedragen. Onder het wakend oog van C-121 Lt Brig vond in slechts drie weken tijd het omscholen van Chaffee-bemanning tot Centurionpersoneel plaats, naast het omruilen van de tanks en het vervangen van stalen tracks tegen rupsbanden met een rubberen loopvlak. Dit indrukwekkend staaltje werd in het ‘Zeer Geheime Jaarverslag 1961’ van de KL een ‘opmerkelijke prestatie‘ genoemd. Een écht huzarenstukje!

OPERATIONELE TAAK

De operationele taak van de 121e Lichte Brigade was in het geval van een conflict zich zo snel mogelijk naar de Weser te verplaatsen om daar, in afwachting van de eigen troepen, de taak van de derde Duitse Panzerdivision over te nemen. Verder moest de Brigade de opmars van de vijandelijke eenheden verkennen en deze zoveel mogelijk hinderen door middel van ‘vuur, voorbereide en vluchtige hindernissen’ opdat tijd werd gewonnen om de hoofdmacht ten westen van de Weser te laten ontplooien. Hiertoe werden alle rivierovergangen in vredestijd al verkend, bij wijze van spreken kende elke tankbemanning zijn eigen primaire opstellingsplek. In geval van oorlog was de Genie naast het opwerpen van veldversterkingen, verantwoordelijk voor het springen van bruggen en het inunderen van bepaalde terreinen. Hiertoe hadden de genisten al de nodige voorbereidingen getroffen. Ook de commando’s hadden hier een taak. Zo moesten zij onder meer de uitgestelde vernielingen van de bruggen bij Bremen, Üsen en Verden op zich nemen. Bijzondere aandacht vergde het vrijhouden van de Autobahn Hamburg-Bremen.

HET VERBLIJF IN HOHNE

Uit kostenoverwegingen besloot de Nederlandse regering de 121e Lichte Brigade formeel niet permanent te legeren. Dit had, ongewild, wel zo zijn gevolgen. Het verblijf van 121 Lt Brig in Duitsland was kennelijk iets waar met name het administratieve deel van Defensie aan moest wennen. Zo moest de C-121Lt Brig op tal van fronten naast zijn dagelijkse commandovoering, strijden tegen onbegrip in Den Haag. Legering, huisvesting (niet alleen van de huzaren en soldaten, maar ook van gezinnen van beroepspersoneel), CADI-regelingen (‘121Lt Brig is toch op oefening en niet gelegerd?’), niet uitbetalen van toelages, alles was nieuw en ‘dus’ nog niet geregeld. Een schrijnend voorbeeld mag wel de discussie zijn tussen ‘Den Haag’ en de staf van 121 Lt Brig over het aantal pepernoten en Zwarte Pietenpakken voor het Sinterklaasfeest van 1961. Belangrijk voor het moreel van de over minstens twaalf gebouwen gelegerde duizenden dienstplichtigen die deze traditionele pakjesavond ver van huis moesten missen. Kwam Welzijnszorg eerst met twee Zwarte Pietenpakken en 50 kilo pepernoten over de brug, na ruggenspraak met “Den Haag’ werden de aantallen een week later definitief vastgesteld op twee Zwarte Pietenpakken en 100 kilo pepernoten. Voor ruim 3500 man.

Was dit allemaal Chefsache, voor de mannen zelf was het verblijf in Duitsland ook niet altijd even makkelijk. Aanvankelijk was er in de op zich al uitgewoonde legeringsgebouwen geen meubilair. Het kon op de Noord-Duitse laagvlakte ook unangenehm kalt zijn. Bij gebrek aan goede technische ruimtes was soms sleutelen ‘op de plaat’ met twintig graden onder nul geen uitzondering, net zo min als het `s nachts laten draaien van de motoren. Dit om bevriezing  te voorkomen. Maar het verhoogde wel de kameraadschap en een goede band tussen leiding en troep. Met name duurde het tot maart 1962 voordat er gesproken kon worden van een goede accommodatie. Aangezien er sprake was van een verhoogde paraatheid, was er slechts éénmaal per zes weken gelegenheid tot verlof in Nederland. Wel waren er voor de mannen mogelijkheden om op excursies te gaan, onder andere naar de VW-fabrieken in Wolfsburg, werden er sportdagen georganiseerd en bestond de mogelijkheid om in de Harz te leren skiën. Het bezoek aan het voormalige vernietigingskamp Bergen-Belsen was verplicht. Mede om de mogelijke leegloop in goede banen te leiden gaf C-121 Lt Brig zijn mannen de vrijheid eigen onderdeelsbarretjes in te richten. Dit idee werd een groot succes.

Cubacrisis

CUBACRISIS

Alhoewel Sovjet en Amerikaanse tanks bij Checkpoint-Charlie, de enige doorgangspost tussen de Sovjet- en de Geallieerde zone in Berlijn, recht tegenover elkaar hadden gestaan, was de Berlijnse crisis begin november 1961 met een sisser afgelopen. Hoe anders zou een jaar later de dreiging van het plaatsen van nucleaire Sovjet raketten op Cuba uitpakken. In vijf dagen kwam de wereld niet eerder zo dicht bij een nucleaire oorlog tussen de beide machtsblokken dan in de laatste week van oktober 1962. Vanaf 24 oktober nam de dreiging dermate toe dat C-121Lt Brig besloot de gehele brigade op volledige oorlogssterkte met volledig afgetankte en met scherpe munitie bevoorrade tanks en ander materieel naar de afwachtingsgebieden te sturen. Zoals bekend bond de Sovjet Unie op 28 oktober in en was de dreiging van een nucleaire oorlog afgewend. De gevechtseenheden van 121Lt Brig konden weer naar hun kazernes terugkeren.

Dat een permanente aanwezigheid van Nederlandse troepen noodzakelijk was, een uitdrukkelijke wens van de NAVO, was reden voor de Nederlandse regering te besluiten, nu er ook een kazerne ruil met de Duitsers was overeengekomen, tot het definitief stationeren van Nederlandse eenheden in de Bondsrepubliek. Bijkomend voordeel was dat deze in wezen in het operatiegebied zelf waren gelegerd. En zo nam in het voorjaar van 1963 de versterkte 41e Pantserbrigade met eveneens een sterkte van zo’n 3500 man de plaats in van de 121e Lichte Brigade die op 1 februari werd opgeheven. 

SAMENVATTING

Geconstateerd mag worden dat met name in het begin, de omstandigheden waaronder de 121e Lichte Brigade moest opereren, bepaald zwaar waren. Alles moest worden uitgevonden, maar het waren met name deze pioniersgeest en de goede contacten die in die jaren waren opgebouwd, die de basis hebben gelegd voor de jarenlange aanwezigheid van Nederlandse troepen in Duitsland. Duizenden huzaren en soldaten waarvan zo`n 1000 commando`s, kunnen met trots terug kijken op hun bijdrage gedurende de drie jaren van het bestaan van de 121 Lichte Brigade. 

Aangezien de herinnering aan deze unieke eenheid zelfs bij het Wapen uit het collectieve geheugen was verdwenen, is enige vorm van erkenning voor allen die bij 121LtBrig hebben gediend, zeker de moeite van het overwegen waard. Bij voorbeeld in de vorm van een herdenkingsplaquette op de Bernhardkazerne te Amersfoort, immers dé locatie voor cavaleriegeschiedenis

BRON

Jacques A.C. Bartels is samen met Maurice Göttgens  de auteur van het in 2019 verschenen (uitverkochte) Met het vizier op het Oosten. De Geschiedenis van 102 Verkenningsbataljon 1957-1975 en 121 Lichte Brigade 1960-1963 in de Koude Oorlog. Bij voldoende belangstelling zal er tot een tweede druk worden overgegaan.